Vandaag heb ik een belangrijke missie; het laten vullen van een veel te dure cartridge voor een belachelijk goedkope printer. Ik heb een excuus want de cartridges zijn hier niet verkrijgbaar (en eerlijk gezegd verdient een fabrikant met een dergelijk verdienmodel ook niet beter).
Viavia heb ik een adresje gekregen midden in het onbereikbare centrum van de stad. Het is droog en zonnig. Alle reden dus om mijn fiets te pakken. Dat blijkt een uitstekende beslissing, de belangrijkste verkeersader staat ronkend stil, vijf rijen dik. De heenweg naar het centrum is altijd feest. Het gaat nagenoeg alleen bergafwaarts en ik waan me weer even student in Amsterdam. Slalommend tussen voetgangers, bussen, taxi's en ander verkeer fiets ik soepeltjes door de stad. Ik onderdruk nog net de neiging om naar het vaststaande verkeer te zwaaien. Één automobilist in een ontzagwekkend grote geblindeerde BMW kan zijn nijd niet onderdrukken en probeert me af te snijden op de busbaan. Ik rem, rij er links omheen, gebruik wat krachttermen en val bijna lachend van mijn fiets als ik over mijn schouder nog net zie hoe hij moet remmen voor een stilstaande bus. Dat is wel heerlijk als buitenlander, ik kan onbeperkt schelden omdat ik er van uitga dat toch niemand me verstaat. Daar moet ik wel een beetje mee uitkijken trouwens want laatst vroeg een vriendinnetje van dochterlief wat "Loel" betekende.
Aangekomen bij het opgegeven adres zie ik alleen een vervallen woonhuis en een afgebladderde poster van Seselj, de ultranationalist die voorlopig is vrijgelaten uit zijn detentie in Den Haag omdat hij kanker heeft. Dat weerhoudt hem er niet van om zijn krankzinnige denkbeelden uit te storten over de Servische bevolking. Ik zie niets dat wijst op een winkel; geen uithangbord, geen etalage; nada.
Voorzichtig duw ik de poort open en ga het met pislucht behangen gangetje in. Aan het eind is een deur met een half a4tje erop getapet waarop "kertridza" staat. Ik open de deur en kom in een kamertje ter grootte van een flink toilet. De muren zijn geheel verborgen achter smalle planken met talloze cartridges. Aan een piepklein tafeltje zit een dame met een telefoon tussen oor en schouder te schrijven. Ik haal mijn lege cartridge tevoorschijn en de dame gebaart al bellend dat ik hem moet geven. Ze tapet de cartridge deels af, draait 'm om en peutert met een klein schroevendraaiertje een minuscuul plastic bolletje eruit. Voorzichtig legt ze dat terzijde en, nog steeds bellend, pakt ze een enorme injectiespuit.
Heel even ben ik terug bij de laatste keer dat ik een Hepatitis vaccinatie kreeg. Ik schud het van me af en kijk hoe ze voorzichtig de spuit volzuigt en leegt het in het vrijgekomen gaatje. Ze pakt het bolletje, drukt het routineus weer terug en wist een cassette zorgvuldig schoon. Nauwgezet wikkelt ze het ding in een papiertje en daarna in een klein plastic zakje. Ze beëindigt met een zucht haar telefoongesprek en na betaling van een paar euro sta ik weer buiten in het voorbij kachelende verkeer.
Een onbestemd gevoel overvalt me. Ik geniet van tochtjes als deze en kan me niet voorstellen dat ik me ooit weer thuis zal voelen het glad gestreken en goed georganiseerde Nederland. Tegelijkertijd voel ik dagelijks de afstand tot de samenleving hier. Niet alleen omdat ik de taal onvoldoende beheers maar vooral omdat ik de cultuur en geschiedenis niet meedraag. Ik schud het van me af, stap op en fiets langzaam terug omhoog naar huis.