Hemelvaart, het kroost zit op school maar wederhelft is
vrij. Na de voors en tegens te hebben afgewogen besluiten we om met eigen ogen
te zien wat de overstromingen hebben aangericht. We zijn
met de motor dus zo weer weg als we niet verder kunnen.
Het water is ruim een week geleden voorzichtig gaan zakken.
De rij zandzakken langs de Sava ligt er wat verloren bij. Op het terrein waar
ze gevuld zijn staat een graafwagen met de grijparm in een hoop zand, alsof de motor zo weer kan aanslaan. Er moeten honderden lege zakken op een stapel hebben gelegen want nu zie ik, met de wind mee, een spoor van nutteloze
witte fladderende zakken. Ik vraag me af of ze uberhaupt nog worden weggehaald
of dat ze hier volgend jaar nog liggen. Zo te zien is het water niet voorbij de
buffer geweest, alleen een voetbalveldje dat aan de rivierkant van de rij
zandzakken ligt staat onder water, de dug out nog net zichtbaar.
Dan rijden we de brug van de Kolubara over. Dit is de
grootste boosdoener geweest. De Sava is groot en heeft een
redelijk uitstroomgebied maar dat geldt niet voor dit riviertje. Op 5 mei
hebben we hier ook gereden, het riviertje was toen een onschuldig pittoresk
beekje omzoomd door bomen. Nu is het een groot mosterdkleurige moeras vol met
afgebroken takken, flessen, planken en andere rotzooi. Aan de plastic zakjes in
de bomen kan ik zien dat het water zeker anderhalve meter hoger heeft gestaan
dan nu.
Eenmaal de Kolubara over zijn we in Obrenovac en dan wordt duidelijk hoe
groot de schade is. Het hotel aan het begin van het dorp fungeert vermoedelijk
als noodcentrum. Ik zie politie, medisch personeel en wat heren van een
buitenlandse hulpclub. Erg druk is het echter niet, ook niet op de weg. Net
voordat de stank mijn neus binnendringt zie ik ook de eerste mensen met
mondkapjes en zakdoeken voor hun neus; ze haasten zich onze kant uit. Als ik
naar links kijk schrik ik me te pletter: het grote voetbalstadion staat midden in een meer
van een metertje of 3 hoog. Dit voelt niet ok, wat doen we hier eigenlijk?
Een stelletje verschrikkelijke ramptoeristen zijn we, bah!
Toch rijden we verder en op het terras waar we drie weken
geleden een kop koffie hebben gedronken, haalt het personeel het meubilair naar
buiten om schoon te maken. Dat geldt ook voor de fietsen- en brommerhandelaar
verderop. Zijn inboedel staat op straat en is alleen nog herkenbaar aan de
vorm: het heeft allemaal dezelfde bruingele kleur. De ruiten van de lege winkel
ernaast liggen aan diggelen, er staat een man in die de modder naar buiten
veegt. Weer iets verder passeren we een aantal mensen met jerrycans die
geduldig staan te wachten bij een waterwagen. De troep en stank zijn
verschrikkelijk. Voor ieder huis liggen hopen met kleding, meubilair,
matrassen, blubber en gewoon huisvuil. Alles wat nog te redden valt staat
buiten te drogen. Eén huis
is omzoomd met tientallen meters volgehangen waslijn. In de voortuin staat
de huiskamer- en
slaapkamerinrichting: vermoedelijk precies opgesteld zoals het twee weken
geleden nog binnenshuis stond.
Ik voel me ik me verschrikkelijk nutteloos en misplaatst. Dwingend tik ik wederhelft op zijn schouder. Hij denkt precies hetzelfde als ik. Wegwezen hier.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten