Over het algemeen begeef ik mij in het stadsverkeer met een oude maar zeer goed functionerende bolide. De eerste keer stond het zweet in mijn handen maar nu zoef ik overal doorheen alsof ik nooit iets anders heb gedaan. “Do as the locals do” is mijn motto dus ik draai rustig een rotonde op als er een aftands zastavaatje aankomt, ik ben toch groter. Ook vind ik het geen enkel probleem om midden op een zebrapad te parkeren als ik boodschappen moet doen. Ik vrees dat ik nog wat ontwenningsverschijnselen krijg als we terugkeren naar Nederland. Omdat er een schreeuwend gebrek is aan parkeerplaatsen in de binnenstad en ze daar wel bekeuren pak ik soms de taxi. Dat gaat ongeveer als volgt.
Ik bel een onverstaanbare kraaklijn waar ik twee keer achter elkaar mijn adres in roep zonder dat ik het antwoord terug kan verstaan. Ik hang op, kijk uit het raam en zie de taxi voorrijden.
De auto is ergens in de jaren tachtig gemaakt en ziet eruit als de mijne: Een kleine vuilnisbelt van kranten, snoep, lege en volle flessen. De eerste vijfhonderd meter van ons vier km lange ritje gaan voorspoedig, daarna staan we stil op één van de belangrijkste verkeersaders. Aan weerszijden grote jaren dertig achtige villa’s die ooit schitterend en veel lichter van kleur moeten zijn geweest. Inmiddels zijn ze bedekt met een laag roet. In enkele gebouwen zie je de kogelgaten nog zitten of ontbreekt een ledemaat van de standbeelden op de voorgevel of dak.
Al tien minuten en zeker anderhalve km van huis verwijderd.
De telefoon gaat. Gelukkig, hij heeft een oording. In rap Servisch ontwaar ik alleen tot vijf maal toe het woord “catastrofe”. Moet ik mij zorgen maken of bespreekt hij slechts de staat van het verkeer?
Weer vijf minuten en honderd meter verder.
Ik zie een rafelige bebaarde meneer met een hoop tassen die betere tijden hebben gekend (hijzelf hopelijk ook). Wat zou erin zitten? Wat heeft iemand nodig die huis noch haard heeft?
Voorbij de Amerikaanse ambassade. Beveiligd met betonblokken, tralies en wat afschrikwekkend uitziende beveiligingsheren. De nieuwe Amerikaanse vertegenwoordiging in aanbouw is nog veel zwaarder beveiligd en ligt in een buitenwijk. Leuk feitje: De spiksplinternieuwe Chinese ambassade ligt er vlakbij en is ook met Amerikaans geld gebouwd. De vorige is namelijk per abuis platgebombardeerd.
Grrrr, honderd meter gewonnen in twee minuten.
Dat schiet op, zo zijn we vandaag nog wel op debestemming. Waarom loop ik niet? Oh ja, het regent. Een dame met een dood dier om haar nek en akelig hoge plateauzolen haalt onze taxi in; zucht….
Licht op groen. We rijden!
De telefoon gaat weer en het oording is kwijt. Nu wreekt zich de troep in de auto. Al rijdend worden de kranten, flessen en plastic zakjes doorzocht. De chauffeur duikt onder het dashboard terwijl ik het verkeer voor ons in de gaten hou; gevonden! De telefoon houdt op met rinkelen. Gevloek. Dan maar terugbellen. Ineens gaat het rap. De taxichauffeur zigzagt al bellend door het verkeer en gebaart zowel naar medeweggebruikers als naar de beller aan de andere kant van de lijn. Een bus trekt op van de halte terwijl wij ‘m net ontwijken. Een fiets! Ik zie een zwaardbepantserde fietser door het verkeer trappen. Seconden later ziet de chauffeur hem ook. Nog een seconde later en het was een ex-fietser geweest. We zwieren de bocht om langs het presidentieel paleis en schampen op een haar na een overstekende voetganger. Ik weet dat we nu rechts moeten aanhouden anders verdwijnen we in een tunnel die aan de andere kant van de stad uitkomt. We schuiven inderdaad de andere rijbaan op onder aanhoudend geclaxonneer rechtsachter.
We stoppen. Ik betaal en er komt onmiddellijk een man die de portier voor me openhoudt. Ik stap uit, hij begeleidt me naar de ingang, zegt wat in zijn portofoon en de deur zwaait open. Hal in met portret van Bea, wuiven naar de aardige dame achter-het-glas-van-wie-ik-de-naam-altijd-vergeet. Nog een deur, twee trappen en daar staat mijn Lief
Geen opmerkingen:
Een reactie posten